Zeemeermin
July 19th, 2010
Zeemeermin
De kaars flakkert in het donker, ik voelde hoe de deur langzaam openging, en ik wist na lange tijd, was hij er weer. Hij die mij altijd komt vertellen over verhalen uit de duisternis.
”Ben je er weer?” vroeg ik hem.
Een vlugge streling over mijn gezicht was zijn antwoord.
~*~
Golven sloegen keihard tegen de kade, water vloog over de straat, Erzebeth was drijfnat, haar kleding, haar haren, triest keek ze uit over de zee. Zoute tranen vermengden zich met het zeewater dat haar overvallen had, daar op de kade.
Ze rilde van de kou. Wat moest ze nu doen?
Ze keek uit over het strand, vochtig rul zand dat in het schemerdonker zich voor haar uitstrekte tot aan een horizon, ergens ver weg en niet langer zichtbaar door de storm die tekeer ging. Heel ver weg lag iets op het strand, Erzebeth keek, maar kon niet goed zien wat het was, het bewoog, dat zag ze wel. De regen sloeg keihard in haar gezicht, pijnlijk, sneden ze striemend hun geseling op haar zachte huid.
Ze besloot te gaan kijken, je wist maar nooit nml.
Langzaam liep ze naar hetgeen toe dat daar lag, op het strand. Ze had de tijd immers?
Maar toen ze zag dat het een menselijke gestalte had, liep ze sneller. Wat was daar aan de hand?
Haar adem stokte haar in haar keel toen ze zag, wat het was.
Het was een zeemeermin, een prachtig wezen met lang golvend, vochtig haar, zo goudkleurig als zij nog nooit had gezien. De lippen snakten naar, naar, niet naar lucht, ze was een zeemeermin immers? Net als een vis op het droge lag dit prachtige wezen op het strand.
Erzebeth wist niet wat ze moest doen, ze tilde het hoofd op van het mooie wezen voor haar, op haar knieën lag zij bij haar, en de prachtige zeegroene ogen sloegen zich angstig naar haar op. Help mij, fluisterde de zeemeermin.
Oh ja wat kan ik doen voor u, zei Erzebeth snel.
Sleep mij het water in, voordat ik stik, help mij. De zeemeermin greep haar handen, ijzig koud waren haar handen, wit als marmer, en zo slank, en ook zo zacht, glad als, ja, zoals een vis. Erzebeth nam de beide handen vast, stond op. En zo goed en kwaad als het ging, sleepte ze het wezen terug naar de zee. De zeemeermin woog niet weinig, hijgend en puffend sleept ze haar langzaam terug naar de zeelijn. En eindelijk toen de zeemeermin het water had bereikt, sloeg ze haar staart keihard in het water, spetterend draaide ze om en om, Erzebeth werd een beetje bang van dit plotse wilde gedrag en liep snel opzij.
Opeens hoorde ze een prachtig geluid een geluid zo zij nog nooit had gehoord!
Prachtig klonk het een hoog geluid als een sirene, maar toch ook zoals engelen zouden zingen, zoiets kon ze zich voorstellen nml bij de zang van engelen.
Ze keek om en zag hoe de zeemeermin gelukzalig zong, blij uit volle borsten, want kleren droeg zij nml niet. Ze had wel hele mooie borsten, vond Erzebeth, een beetje jaloers.
Nou dan ga ik maar hoor, dag, riep ze naar de zeemeermin.
En ze wilde vertrekken, wacht riep de zeemeermin.
Wacht je hebt mij gered, nu kan ik iets voor jou terug doen misschien?
Pff ja wat, eh? Erzebeth dacht na, ze kende die verhalen wel nml, je mocht een wens doen en dan kwam er iets heel anders van terecht. Ze was niet achterlijk.
Ze dacht goed na, wat kunt u dan voor mij doen? Vroeg ze argwanend, kijk sprookjes zijn leuk maar, een grote woning was ook leuk, maar was dat haalbaar?
Hoe verklaarde ze dit aan de belastingdienst? Ik heb een huis gekregen van een zeemeermin?
Nee dat ging niks worden dat begreep ze wel.
Laat maar, zei Erzebeth, ik geloof daar niet zo in hoor, en ze wilde al vertrekken. De zeemeermin barste in lachen uit, een hoogst vrouwelijk lachje dat was het zeker.
Jij redt een zeemeermin en gelooft niet in sprookjes? Maar goed, weet je ik kan ook niet zoveel doen, maar wel iets. Mijn overgrootmoeder kon echt toveren maar ik ben er niet goed in, niet in materiele dingen bv. Maar wel in andere dingen.
Zoals? vroeg Erzebeth.
Heb je een probleem misschien ergens mee? De zeemeermin kauwde inmiddels op een stuk zeewier, en keek nadenkend naar Erzebeth.
Je bent verdrietig, ik kan dat zien in jou, zei ze nadenkend. Ze knikte met haar mooie hoofdje en peuterde wat met het zeewier tussen haar tanden.
Klopt, zei Erzebeth. Klopt, ik heb iets heel doms gedaan.
Wat voor doms, heb je gedaan menswezen, vroeg de zeemeermin glimlachend.
Nou morgen,… is het Valentijnsdag en ik heb een kaart gestuurd, naar iemand, maar ik denk niet dat diegene dat leuk vindt.
De zeemeermin lachte, waarom zou iemand dat niet leuk vinden, het is toch anoniem?
Een kaart is toch altijd leuk?
Mischien wel, misschien ook niet, ik zou wel graag willen weten of het zo is.
Ok zei de zeemeermin, dan zal dat het zijn.
Daag en ze verdween binnen no time weer in de golven.
Ja maar, zei Erzebeth, maar in de verte zwaaide de zeemeermin nog eenmaal met haar staart en dat was het dan.
Verbaast wandelde Erzebeth naar haar huis, inmiddels was het al bijna donker, en thuisgekomen nam ze een warm bad met veel bubbels.
Wat zij toch had meegemaakt zeg, dat kon ze aan niemand vertellen.
Wie zou haar nu geloven? Ze zouden haar voor gek verklaren immers. Nee, ze zou dit nooit aan iemand vertellen. En wat bedoelde de zeemeermin nou met dan zal het zo gebeuren.
Erzebeth had geen idee. En ze kon ook niet goed toveren, had ze gezegd immers?
Die nacht droomde Erzebeth gruwelijke dromen over zeemeerminnen en messen in haar voeten en de prijs die ze moest betalen voor de hulp van de zeemeermin, ze werd die ochtend angstig wakker.
Wat zou er gaan gebeuren die dag?
Ze zou weten wat hij zou voelen als hij haar kaart kreeg, en dan?
Wat dan?
Erzebeth nam een kop koffie om flink wakker te worden, en las de krant.
Zenuwachtig wachtend, wachte ze, op wat eigenlijk? Ze wist het niet.
Ze was zo moe door de slechte nachtrust die zij had gehad, dat ze even op de bank ging liggen, maar zodra ze lag, zag ze allerlei vreemde beelden, ze voelde, alles, van iemand anders. Ze zag zijn kamer, ze zag hoe zijn hand een kop koffie inschonk en de brievenbus, de post die kwam. Ze zag hoe hij naar de deur liep met een glimlach, stille hoop, op wat?
Drie kaarten lagen er op de grond, drie kaarten waaronder die van haar.
Hij pakte de kaarten op, glimlachend liep hij langzaam terug, nadenkend.
Hij legde de kaarten voor zich op tafel. Eén kaart opende hij, en glimlachend met een warm gevoel in zijn hart, voelde ze hem overstromen van verliefdheid.
Het was niet haar kaart. Wanhopig voelde zij zich worden. Misschien?
Hij opende de tweede kaart, weer glimlachend voelde ze stille hoop in hem.
En de derde kaart was haar kaart, hij opende de kaart, en ze voelde kilheid in hem, geen emotie zelfs?
Niets helemaal niets, voor haar.
Hij gooide de kaart in de prullebak. De andere twee zette hij netjes op zijn schoorsteenmantel.
Verdriet overmande haar hart, diepbedroefd was zij, het leek of haar hart verscheurd werd.
Had ze nou maar geen kaart verzonden!
Ze wist toch dat hij haar niet goed begreep immers?
Op de bank ontwaakte zij uit haar dromen. De tranen welden op in haar ogen.
Ze ging zitten en sloeg de handen voor haar ogen, de tranen vielen over haar gezicht.
Diepbedroefd stond ze op, maar verbaast en met een kreet van pijn viel ze weer op de bank.
Wat was er aan de hand?
Pijn in haar voeten, intense pijn alsof ze in messen ging staan!?
Ze kon niet meer lopen! Versufd van de pijn, probeerde ze toch te gaan staan, en met veel pijn en moeite lukte dit haar.
Ze hield zich vast aan de muren en strompelde naar de gang, trok haar jas aan en liep strompelend naar beneden, de weg op, richting zee.
Wat had die domme zeemeermin nou gedaan?
Ze had zo’n vreselijke pijn! Het was zo intens pijnlijk de tranen stroomden over haar gezicht.
Eindelijk kwam ze aan bij het strand, daar bij de zee, waar zij de zeemeermin had gevonden, kwam zij aan, jankend, inmiddels, zo pijnlijk waren haar voeten.
Ze kroop over het strand, er was niemand, niemand die haar zag op dat eenzame verlaten strand. Maar zij moest de zeemeermin spreken. Ze moest!
Wat was er gebeurd, een foutje tijdens de wens die zij had gehad?
Iets was er fout gegaan dat was wel zeker!
Er was zoveel fout gegaan, de kaart, en hij, waarom hield ze van hem? Hij niet van haar dat was wel duidelijk. Ze ging kapot aan alle pijn die zij ondervond, zowel innerlijk als lichamelijk. Ze schreeuwde daar op het strand en hapte naar adem, als een vis op het droge, net als, net als….NET ALS DIE ZEEMEERMIN!!!!!!!
Angstig keek ze naar haar voeten, ze trok haar schoenen uit het bloed gutste er uit!
Haar voeten leken wel doorstoken met messen, helemaal kapot, en bloedend als een rund lag zij daar op dat strand.
Niemand die haar zag, daar zo op dat strand dat zo verlaten was.
Of toch? In de verte in de zee kwam iets aanzwemmen, en het was inderdaad de zeemeermin, Godzijdank mompelde Erzebeth huilend. Eindelijk ze komt.
De zeemeermin kroop het strand op, een klein stukje maar, haar staart hing nog in het water, anders kon ze niet overleven op het droge nml.
Glimlachend keek ze naar Erzebeth, het valt niet mee hé die menselijke liefde van jullie.
Ik heb meegevoeld met jou, ik weet het nu. Je liefde is niet wederzijds. Maar je hart is zo goed, dat wij jou opnemen in onze groep.
Eh hoe bedoel je, mompelde Erzebeth in paniek. Welke groep?
Onze zeegroep en geloof me je zult het enig vinden bij ons.
Lust je zeewier? Gul gooide de zeemeermin haar een streng toe. Erzebeth keek er naar en rook de zilte geur die opsteeg uit de streng. Hm niet echt geloof ik hoor.
En hoezo in je zeegroep, ken veel groepen maar eh die nog niet geloof ik.
Kijk naar je voeten, riep de zeemeermin.
Erzebeth keek naar haar voeten, tot haar afgrijzen had ze geen voeten meer maar een staart, een flinke ook, zilverachtige glinsterend lag daar onder haar bips een flinke zeemeerminnen staart.
Kom riep de zeemeermin haar toe, kom we gaan zwemmen.
En opeens had Erzebeth enorm zin om te gaan zwemmen, en ook een enorme honger in zeewier.
Ze nam een hap en kroop naar de zeelijn, daar waar het water klotsend haar borsten bereikte, hm dat voelde wel fijn zeg.
Ze gleed het water in en zwom op weg naar nieuwe horizonten.
Valentijn, kijk maar uit met wat je wenst want…eh
Of ga gewoon niet langs de zee, mompel ik voor mij uit.
De kaars waait uit, de deur slaat dicht en weg is hij weer, mij achterlatend met dingen om diep over na te denken.
Heel diep.
AngelWings